Vrijdag 28.05.2021

· Blog KEW 2021

Beste Vrienden van de Muziek

Toen ik vanmorgen wakker werd, kon ik me mijn droom herinneren. Dat gebeurt niet vaak. Ik droomde dat ik op wandel was met mijn dochtertje in een prachtig groot bos. Plots kwam er een dichte mist op. Ik zag geen hand meer voor de ogen en ik geraakte mijn dochtertje kwijt. Uren heb haar gezocht, in de mist. Ik had constant de indruk dat ze vlakbij was en onophoudelijk riep ik haar toe dat ze bij mij moest blijven, maar ze wou per se spelen in het bos en dartelde ongestoord verder. Ze bekommerde zich totaal niet over de vraag of we elkaar in deze mist ooit zouden terugvinden. Ik hoorde voortdurend haar speelse voetstapjes en de liedjes die ze zong, maar ik kon haar niet vinden. Een gevoel van paniek overviel me….
De freudianen onder u hebben wellicht al een poging gewaagd. De dichte mist is misschien de actuele akoestische situatie in Bozar. Het mooie bos zou Rachmaninov 3 kunnen zijn. En het verloren dochtertje dat zich geen zorgen maakt over die mist en over haar zoekende papa, zou dat het prachtige pianospel van Sergei Redkin kunnen zijn? En ikzelf gewoon mezelf, maar dan niet de papa-Bram, maar de muzikant-Bram?

Zonet eindigde de laatste KEW-repetitie voor het BNO dit jaar, samen met Jonathan Fournel, de Franse finalist die zaterdag de wedstrijd zal afronden.
Laatste keer ook repeteren aan le Jardin Féérique. Het valt op dat alle kandidaten met dezelfde passage in het werk last hebben en dat we die dagelijks meermaals voor hen moeten herhalen (die passage, relatief in het begin, waar de pianist verschillende keren samen moet knallen met het slagwerk).

In niet-covidtijden (met 12 finalisten) zijn de vele repetities met het verplicht werk soms een zware opgave voor het orkest. Bij de vorige editie van de KEW noteerde ik dat we “Fidl” van Kimmo Hakola (u weet wel, het stuk dat eindigde met de collectieve voetstamp) meer dan 40 keer integraal doorspeelden, plus nog heel veel stop-and-go repetities. Dat was niet min….

Ik zou me echter geen KEW kunnen of willen inbeelden zonder een verplicht werk zoals we dat al decennialang kennen (net zoals we ons geen Parijs-Roubaix kunnen indenken zonder kasseien…). Het verplicht werk is - gekoppeld aan de zevendaagse studieafzondering - een van dé karakteristieken van deze wedstrijd. En het is bovendien een van de zeldzame keren dat een breder publiek in aanraking komt met hedendaagse klassieke muziek (een genre dat zich vaak in een nichehoekje bevindt) en dat is erg waardevol!

De chauvinist in mij durft te hopen dat de directie van de KEW in de toekomst nog eens de compositie-opdract voor het plichtwerk toekent aan een componist uit ons land. Ik ken er een paar die dat fantastisch goed zouden doen. En het zou een prachtige gelegenheid zijn om moois-van-bij-ons in de internationale vitrine te plaatsen.

Jonathan Fournel moest even alle zeilen bijzetten voor zijn repetitie van le Jardin. Op een bepaald moment zat hij verbeten te spelen met zijn potlood tussen de tanden, zoals piraten het mes tussen de tanden nemen wanneer ze een schip enteren. Bij zijn Brahms had ik dan weer het gevoel dat hij het stuk compleet beheerst. Hij maakte er een ontzettend mooie en smaakvolle versie van. Het zou wel eens kunnen dat deze man morgenavond voor dé klap op de vuurpijl zal zorgen…

Vroeger gebeurde het vaak dat finalisten heel weinig (of zelfs geen) ervaring hadden met het spelen als solist met een groot orkest. Sommigen werden soms pijnlijk voor de leeuwen gegooid als onervaren debutanten. Dat is nu wel anders. Ik heb het niet kunnen dubbelchecken, maar ik denk dat deze zes finalisten hun keuzeconcerto al eens eerder speelden mét orkest. Zo ook Jonathan Fournel die Brahms 2 in maart laatstleden ter gelegenheid van het jaarlijkse galaconcert voor de Chapelle - dat dit jaar een live-streaming concert werd - al eens met het BNO speelde en dit onder leiding van David Niemann. Ik was er toen niet bij, maar collega’s vertellen me dat zijn keuzeconcerto inmiddels sterk geëvolueerd is.

Er heerst een bijzondere sfeer in Bozar deze week. Het grote gebouw is op het eerste gezicht leeg (awkward is dat soms) maar in verschillende loges, kamers en hoekjes zitten er groepjes mensen heel ijverig te werken om van deze KEWITVC* een huzarenstukje te maken: de wedstrijdorganisatie, de mensen van Bozar, het BNO, de kandidaten, de jury die er ’s avonds bij komt, de pers en de mediaploegen van Klara, Canvas, La Trois en Musiq’3, et cetera. Je voelt bij al die verschillende teams zoiets van “corona zal ons niet klein krijgen” en een gemeenschappelijk streven naar de hoogste kwaliteit. Dat is fijn om mee te maken.

Vanavond Rach 3 met Dmitry Sin en morgen meer KEW-nieuws. Na eindelijk weer eens een wat langere nacht.

Bram

*Koningin Elisabeth Wedstrijd in tijden van Corona