Beste Vrienden van de Muziek
De kogel is door de kerk: de 12 finalisten zijn bekend. Ik heb niet de tijd gehad om de halve finale nauwlettend te volgen, maar wat ik heb gezien (en dat wordt nog bevestigd door de echo’s in de Bozar-gangen): het niveau is dit jaar onwaarschijnlijk hoog. De Aziatische trend die zich al een tijdje aftekent, blijft zich doorzetten. Geen enkele finalist is afkomstig uit Europa hoewel meer dan de helft hier wel zijn hoger studies komt doen. Aan die hogere studies zal het dus niet te wijten zijn dat wij, Europeanen, er niet meer aan te pas komen. De reden zit wellicht op veel jongere leeftijd, op dat moment in de ontwikkelingscurve waar een kind in staat is om spelenderwijs - zonder het goed en wel te beseffen - de meest complexe vaardigheden als een spons op te nemen.
Bij de docenten van de 12 finalisten vind je vaak terugkerende grote namen: Iztakh Perlman (de New Yorkse violist die bij leven al onsterfelijk is en bij het grote publiek bekend zal blijven door zijn opname van de filmmuziek van Shindler’s list), Miriam Fried (winnares in 1971) en de Nederlands supervioliste, Janine Jansen. Onderwijsinstellingen die heel vaak studenten in de finale hebben, zijn: het New England Conservatory of Music in Boston, de Juilliard School in New York, de Kronberg-Academie nabij Frankfurt, de Hochschule Hanns Eisler in Berlijn en ook de Kapel Koningin Elisabeth in Waterloo (dit jaar met 3 halve finalisten en 1 finaliste: Karen Su, studente bij Augustin Dumay).
De veelbesproken Russische kandidaat Dmitry Smirnov is er niet bij (dan toch té onconventioneel om de jury te bekoren), alsook Nathan Mierdl, de sympathieke Fransman die sinds vorig jaar concertmeester is in l’Orchestre Philharmonique de Radio France in Parijs, het orkest waar onze vorige chef-dirigent, Mikko Franck, tegenwoordig het mooie weer maakt.
Ook niet door naar de finale: onze landgenote Pauline van der Rest. Toch ongelooflijk knap dat ze op 19-jarige leeftijd en in dit deelnemersveld de halve finale heeft bereikt! Pauline heeft nog veel groeimarge. De suggestie om nog een 2de keer deel te nemen valt her en der. Dat kan natuurlijk: ik herinner me Mikhail Ovrutksy die in 2001 en 2005 telkens de finale haalde en de tweede keer hoger eindigde. En er zullen nog wel kandidaten zijn die twee keer deelgenomen hebben. De vraag is natuurlijk of je jezelf geen ondraaglijke druk oplegt door een tweede keer deel te nemen, terwijl heel de wereld verwacht dat je het beter zult doen dan de eerste keer…
Nu de finalisten bekend zijn, kennen we ook de 12 keuzeconcerto’s: Sibelius (‘slechts’ 1 maal), Tchaikovsky (2 maal), Elgar (2 maal), Brahms (3 maal) en het eerste concerto van Shostakovich (4 maal). Ik ben erg blij met die 4 maal Shostakovich 1. Voor mij is dat het meest beklijvende vioolconcerto. Ik krijg nu nog altijd kippenvel als ik terugdenk aan de versies waarmee Sergey Khachatryan in 2005 en Andrey Baranov in 2012 wonnen.
Het schema voor volgende week ziet er als volgt uit:
maandag 27.05 Tchaikovsky en Elgar
dinsdag 28.05 Brahms en Brahms
woensdag 29.05 Sibelius en Shostakovich
donderdag 30.05 Shostakovich en Tchaikovsky
vrijdag 31.05 Shostakovich en Elgar
zaterdag 01.06 Shostakovich en Brahms
Persoonlijk vind ik het jammer dat er geen Beethoven in de finale zit, evenmin het tweede concerto van Shostakovich. En een al even persoonlijke bedenking: ik houd niet zo van 2 keer hetzelfde concerto op dezelfde avond. Dat zal op dinsdag het geval zijn, met 2 keer Brahms. Dat geeft een beetje een ‘bandwerk-gevoel’. Aan de andere kant: hoe kun je nu niet blij zijn met een grote dosis Brahms op één avond?
Vandaag werd in het orkest druk overlegd over de roulatie. Het is nl. zo dat niet elk orkestlid alle werken speelt. 12 plichtwerken en 12 concerto’s plus alle repetities en generales, dat houdt geen mens vol. Behalve dan Antony Hermus, onze dirigent, die elke noot van deze finale dirigeert! Maar zoals hij zelf vaak zegt: “Uit mijn dirigeerstokje komt geen geluid.” Zelfrelativering is een van de vele ontelbare kwaliteiten van maestro Hermus. (Herbeluister maar eens zijn passage in Touché bij Friedl Lesage op Radio 1). Maar binnen het orkest gaan collega’s elkaar dus wat afwisselen. (Bij Club Brugge hebben ze dat intussen ook heel goed begrepen…) Best een complexe puzzel, want er moet gewaakt worden op een goed evenwicht en uiteraard moet alles goed afgesproken worden opdat dezelfde musici de repetities, de generales en de concerten van de juiste kandidaten spelen. Voor mij persoonlijk komt het er dit jaar op neer dat ik 6 plichtwerken en 8 concerto’s zal spelen (4 keer Shostakovich, 2 keer Elgar en 2 keer Tchaikovsky).
Het eerste gedeelte van de repetitie vandaag werd besteed aan het plichtwerk. We maakten 2 opnames van het stuk. Een eerste met violiste Tatiana Samouil. Die opname moet dienen voor de jury, zodanig dat zij het stuk al een paar keer kunnen beluisteren alvorens ze de eerste finalist moeten beoordelen. Dat is belangrijk om een evenwichtige jurering te krijgen tussen de eerste en de laatste kandidaat. Ik kan me inbeelden dat, als je een stuk voor het eerst hoort, het wat moeilijker is om de uitvoering ervan te beoordelen dan wanneer je een stuk moet beoordelen dat je door en door kent. De tweede opname die we vandaag maakten, was er eentje zonder soloviool. Alleen de orkestbegeleiding dus. Die opname zal door de kandidaten gebruikt worden tijdens de voorbereidende week. Aangezien de repetitieminuten met het orkest uiterst beperkt zijn, kan het voor de kandidaten handig zijn om te oefenen met een opname van de orkestbegeleiding. Een soort van Koningin Elisabeth-karaoke dus…
Het einde van de repetitie werd geweid aan het concerto van Shostakovich, dat geschreven werd in 1947-1948. Op dat moment heerste er in het Rusland de Zhdanov-doctrine die aan kunstenaars en intellectuelen oplegde wat wel en wat niet ‘kon’ gezegd, geschreven, gecomponeerd, geacteerd, gemaakt en getoond worden. De overheid probeerde de kunstwereld toen helemaal te controleren. Kunstenaars die niet in het gareel liepen, werden opgepakt en velen van hen verdwenen op mysterieuze wijze. Shostakovich was daar erg bevreesd voor en hij hield er voor de rest van zijn leven een vorm van paranoia aan over. Vooral in het eerste deel van het vioolconcerto (de nocturne) is die angst goed te horen (Shostakovich zal het later beschrijven als ‘onderdrukte gevoelens’). Het was pas na de dood van Stalin (1953) dat het vioolconcerto van Shostakovich het daglicht zag of beter gezegd: mocht zien.
Morgen meer KEW-nieuws
Bram